112

Agent uit Den Bosch komt in vrije tijd inbrekers tegen in Waalwijk en grijpt in

Foto: Politie

Waalwijk – Dagelijks krijgt de politie te maken met inbrekers of winkeldieven die het hazenpad kiezen. Dat dit niet altijd zonder risico’s gaat, onderschrijft onderstaand verhaal van politieagent Ed uit Den Bosch die in zijn vrije tijd inbrekers tegenkomt in Waalwijk.

Vrije tijd

Het is zaterdagavond, buiten is het donker en redelijk koud. Het is pas half acht. De lantaarnpalen branden. Ik ben vrij en verheug me op het verjaardagfeest waar ik naar toe op weg ben. Terwijl ik muziek luister, rij ik rustig door de Meerdijk in Waalwijk. Bij het kruispunt, sla ik linksaf.

Tot dat moment was ik mijzelf niet bewust dat ik binnen een paar seconden in een situatie beland, waarin ik mijn werk als politieagent oppak. Het is mijn vrije weekend en ik ben in mijn hoofd vooral bezig met de verjaardag waar ik naar toe op weg ben. Het wordt een latertje, dat weet ik nu al.

Ik rij de straat in en de situatie slaat om. Ik rij voorbij de zijkant van een groot, vrijstaand huis. Naast dat huis staat een heg, dat gezien de tijd van het jaar kaal is. Mijn muziek wordt verstoord door het geluid van een luid alarm. Ik kijk naar rechts. Ik zie dat een optisch alarm bij het grote huis afgaat. Ik zet mijn muziek zachter en ik verminder mijn snelheid.

Dan is het gedaan met mijn vrije weekend en ben ik aan het werk. Twee personen wurmen zich tussen de heg. Beiden in het zwart gekleed en een van hen heeft een koevoet in zijn handen. Mijn manier van denken veranderd. Ik handel instinctief. De twee personen zijn voor mij twee verdachten. Ik zie dat degene met de koevoet begint te rennen. De andere verdachte steekt voor mijn auto de straat over en wandelt alsof er niets aan de hand is. Ik open mijn raam een stukje en luister. Ik hoor een geluid van een stuk metaal dat op de tegels valt. Ik kijk en zie dat de rennende verdachte geen koevoet meer in zijn handen heeft. De andere verdachte wandelt nog steeds, alsof hij van niets weet. Terwijl ik 112 bel, rijd ik stapvoet langs de verdachte.

Als ik naast de verdacht rij, spreek ik hem aan: “Staan blijven!”. Haast vanzelfsprekend, doet ie het tegenovergestelde. Ondertussen heb ik contact met het Operationeel Centrum (OC), de meldkamer. Kort en bondig, zoals ik tijdens mijn werk via de portofoon spreek, deel ik de belangrijkste info. “Heterdaad woninginbraak. Twee verdachten. X-straat in Waalwijk.” Met mijn auto blijf ik achter de wegrennende verdachte aan rijden. Hij rent de hoek om en als ik de straat inrijd, zie ik dat de andere verdachte iets verderop bij een auto staat en instapt. De verdachte die pas na mijn aanroepen wegrende, rent naar deze auto en springt erin. Met piepende banden rijden ze weg. “OC, achtervolging.” roep ik, terwijl ik alle belangrijke informatie, locatie en signalementen, doorgeef. Helaas lukt het mij niet om het kenteken te lezen.

Ondanks dat ik in mijn eigen auto zit, blijf ik ze volgen. Ik zie dat ze kruispunten overscheuren, zonder vaart te minderen. Gelukkig letten andere weggebruikers goed op en gebeuren er geen ongevallen. Zelf maak ik optimaal gebruik van mijn politie rij-opleiding. Ondanks de drukte en het feit dat ik niet als politie herkenbaar ben, lukt het me om zicht te houden op de auto van de verdachten en geef ik de positie door aan het OC. Net als zij maak ik een grof aantal verkeersovertredingen. Alleen doe ik dat veel voorzichtiger en maak ik gebruik van de vrijstellingen, die ik als politieagent heb. Ik ben immers nu bezig ben met mijn werk. Door het roekeloze rijgedrag, wordt de onderlinge afstand groter. In de verte zie ik een verkeerslicht op rood springen en ik besef dat deze verdachten niet zullen stoppen voor dit rode licht. Ik bereid mijzelf voor op het ergste en kijk angstig toe hoe het voertuig het kruispunt met grote snelheid nadert en zonder snelheid te verminderen oversteekt. Als ik bij het kruispunt kom, passeer ik stapvoets het rode licht en geef weer vol gas op het moment dat het veilig is. In de verte zie ik het volgende probleem, een stadsbus, opdoemen. Een dubbele doorgetrokken streep markeert de gevaarzetting op de weg waar we op rijden. Met gevaar voor eigen leven, halen de verdachten de stadsbus met dubbele snelheid in. Ik zie dat het tegemoetkomend verkeer vol in de ankers gaan en tot stilstand komen. Ik rij op gematigde snelheid ook op de andere weghelft. De stadsbus en de stilstaande tegemoetkomende auto’s geven mij vrije doorgang. Het leek alsof ik in een opvallend politievoertuig met zwaailicht en sirene reed.

Op een lange rechte weg, maak ik optimaal gebruik van het vermogen van mijn auto en lukt het mij om het kenteken te lezen en door te geven. Ik rij er nu relatief kort achter. De verdachten en ik rijden een rotonde op. We blijven rondjes rijden. ‘Wie rijd nu achter wie?’ vraag ik me af. Het is duidelijk dat de verdachten niet weten waar ze rijden. Ik zie dat de bijrijder een navigatie op het voorruit plakt. Ik zie ook dat ze mij gespot hebben. Ze kijken mij indringend aan en maken met verschillende handgebaren duidelijk dat mijn aanwezigheid niet gewaardeerd wordt. Als de navigatie is ingesteld, scheuren ze de rotonde af en rijden langs een politiebureau, waar helaas niemand aanwezig was. Ze draaien de snelweg op. Een stortbui doemt op. Mijn ruitenwissers hebben moeite om al het neervallende water te verplaatsen. Terwijl ik zie dat zij hun snelheid niet aanpassen en op donkere, natte snelweg, andere auto’s inhalen, verlaag ik vanwege de veiligheid mijn snelheid.

In de verte zie ik een politieauto met toetsers en bellen de snelweg oprijden. Voor mij rijden vier auto’s. Door de duisternis en de regen weet ik niet welk voertuig van de verdachten is. Ik zie dat twee voertuigen de snelweg afgaan. Ik merk dat ik in mijzelf praat: “Als zij op de snelweg zijn gebleven, dan hebben mijn collega’s die de snelweg opreden hen te pakken. Als zij er afgaan en er staan geen collega’s boven aan de afslag, dan zijn we ze kwijt…” De uitkomst van deze rekensom is, dat ik afrit neem. Als ik boven op de afslag ben, zie ik al snel dat dit niet de auto’s zijn waarin de verdachten reden. “OC verdachten zijn op de snelweg gebleven.” zeg ik tegen de meldkamer, voordat ik de verbinding verbreek. Een vreemd angstig gevoel overmeesterd mij. Normaal hoor ik via mijn porto, wat het vervolg is. Nu hoor ik niets. Als ze maar niet ontkomen zijn, denk ik.

Terwijl ik het geluid van mijn muziek aanzet, overdenk ik wat ik zojuist meemaakte. Mijn gedachten gaan terug naar het begin, de heg en koevoet. Die koevoet, dat is bewijsmateriaal. Daar zitten nog sporen op. Met een streepje van mijn tank minder rijd ik terug richting de PD. Als ik daar aankom, is het druk op straat. Er staan veel mensen buiten. Achteraf gezien hoorde iemand anders ook het alarm en stuurde deze in de buurtapp een berichtje. Ik pak een zaklamp uit de auto en loop de route af van de wegrennende verdachte. Ik hoop dat de koevoet onaangetast er nog ligt. Na een meter of twintig, zie ik de koevoet liggen. Een opluchting, niemand heeft het nog aangeraakt.

Mijn telefoon gaat. Het is de officier van dienst. “Mijn complimenten! Het voertuig is klemgereden beide verdachten zijn aangehouden” zegt hij tegen mij. Een brede grijns verschijnt op mijn gezicht. Ik voel een tinteling van opluchting en tevredenheid door mijn lijf gaan. Twee minuten na het telefoongesprek stopt een onopvallende politieauto naast mij. Twee onbekende collega’s stappen uit en geven mij een stevige handdruk. Ik word haast verlegen van de complementen die ik van een van de twee krijg: “Wat een mooie actie. Dankzij jou hebben we twee woninginbrekers aangehouden! Super goed gehandeld!”. Voor mij was het een gevalletje op het juiste moment, op de goede plaats zijn, ik denk dat de verdachten daar anders over denken.

Het is vreemd voor mij om als burger plots in een situatie te zitten, die je niet verwacht. Als politieagent krijg je een melding en kun je vaak onderweg een voorstelling maken wat je gaat tegenkomen en wat je gaat doen. Ook kun je jezelf al op mentaal vlak voorbereiden. Maar als het ineens gebeurd, dan moet je instinctief handelen. Gelukkig kon ik terugvallen op mijn trainingen.

Na vele complimenten van de collega’s, een aantal telefoontjes en een uitgebreid proces verbaal van bevindingen van wat ik had meegemaakt, herinner ik me dat ik op weg was naar een verjaardag. Veel later dan gepland, kom ik aan. Een deel van de adrenaline ben ik nog niet kwijt. Met een koud drankje in mijn hand, een big smile op mijn gezicht en in het middelpunt van de belangstelling, vertel ik waarom ik zo laat ben.

Aspirant Ed
Bron: Facebookpagina politie ‘s-Hertogenbosch

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen